Een aantal jaren geleden had ik een groepsexpositie in een mooie galerie aan het Spaarne in Haarlem. Vier kunstenaars vulden de prachtige ruimte met schilderijen en beeldhouwwerk. Het thema van mijn serie werk was het Uniforme Individu, mede geïnspireerd op het gedachtengoed van een aantal bekende filosofen. Het waren niet de meest toegankelijke filosofen maar grote denkers die fraaie en vooral indringende levenswijsheden voortbrachten.
De Duitse filosoof Wilhelm Schmid, auteur van onder meer The Philosophy of the Art of Life was zo aardig om bij mijn werk een korte introductie te schrijven.
"These pictures are showing contemporary man questioning his life, maybe in a profound way, but these questions are building the basis for getting an art of living, if this art should not be an art of a simple surface"
Tijdens de opening van de expositie in Haarlem was het een drukte van belang. Net als op een verjaardag spreek je je gasten dan eigenlijk nauwelijks. Sterker nog, ik bewoog me op mijn eigen vernissage tussen wijndrinkende mensen die vooral oog hadden voor elkaar maar niet voor wat er hing, laat staan over waar het over ging. Daarom was het des te eigenaardiger toen ik een paar jaar later met een heel andere serie lovende woorden en mooie recensies oogstte. In de galerie in de Stoofsteeg in Haarlem leken mijn gasten min of meer wel gerustgesteld. Vroegen ze zich bij de ene serie nog af of ik gedeprimeerd was, lachten ze mij nu bemoedigend toe, gaven me complimenten en veronderstelden dat het een betere kant op ging met mij.
In ieder geval een andere kant.
I was puzzled...
Herkenning
Niet lang daarna had ik in een kleinere setting een expositie van diezelfde filosofische schilderijen. De curator die mij uitnodigde kwam langs in het atelier.
Ze bestudeerde de doeken en het kleinere werk nauwkeurig en had voldoende gezien zei ze. Ik hield mijn hart al bij voorbaat vast, totdat ze mij haar eerste aanzet van een column en speech voor de opening stuurde. Met bonkend hart las ik snel wat ze me had gestuurd en bij een tweetal passages schoten de tranen in mijn ogen. Zij had begrepen waar het over ging, in haar interpretatie beschreef ze datgene waar ik zelf geen woorden voor had gehad.
Ze opende haar speech met
Niet alle schilderen en tekenen houdt zich bezig met het scheppen van ruimte binnen het platte vlak van doek of papier. In deze serie tekeningen en schilderijen ontstaat nieuwe ruimte, openheid en ongewisse plekken met diepte maar ook plat en onbestemd. Ver weg of dichtbij dat blijft gissen. Suggestieve gezichten hebben een minimale aanduiding van volume. De straatgezichten zijn open, onbegrensd. Er wordt een openheid getoond door middel van bijna monochrome velden. Dat is schijn, er is niet één kleur maar laag over laag van verschillende kleuren; of lagen van verschillende soorten verf, opnieuw bewerkt. Deze tot nu toe ongekende ruimten- zij het stedelijk of menselijk- voeren onze geest naar binnen en veranderen ons mensbeeld. Dwingend zijn soms de gezichtsuitdrukkingen die ons lijken vast te houden; de figuren sturen ons naar een interpretatie die ongewis en uitzichtloos is. Hoe ondoorgrondelijk zijn ze; waar beginnen zij, waar houden ze op. Geen spoor van mimiek in de gezichten- de blik is ingehouden en star. Nee, die is niet leeg maar eigenlijk te vol; te vol van een wereld die te gelaagd is om in een oogopslag te doorgronden. Deze, onze wereld laat zich ook niet kennen; zij is te gelaagd.
en dan later in de tekst
"Haar werk laat ons die ruimte. Je merkt dat zij stilte wil scheppen, een wachten wil. Ze noodt uit tot stelling nemen. Zij laat ons gebieden betreden waar geen mens ooit geweest is, plekken waar stilte heerst. Zij confronteert ons met onze angst en onzekerheid"
Zij was in staat geweest om te verwoorden wat ik had geprobeerd uit te drukken,
het was een soort openbaring en gaf een verklaring waarom niemand de moed had gehad om mij aan te spreken. Ik begreep dat niemand in de galerie geconfronteerd wilde worden met zijn of haar angsten of onzekerheden.
Het moest allemaal wel gezellig blijven, juist op een vernissage. Maar voor mij was het de achterkant van de serie die daarop volgde. Die schilderijen waren te omschrijven als esthetisch, hadden onbedoeld een hoog boven-de-bank gehalte door subtiel gebruik van transparante lagen olieverf. Ze waren salonfähig.
Er was ook nog een andere quote in de speech voor de vernissage die me raakte, een waarbij Goethe werd aangehaald.
"De door Barbara gewrochte, bewoonde ruimte zet ons aan tot een ontdekken van wat ruimte is, wat spel, wat angst, wat verlatenheid, wat dubbel is aan ons, dat wij niet één zijn maar soms een van twee of drie. 'Ich hab' zwei Seelen in meiner Brust' De ander en ik. Nooit zijn wij alleen, onze schaduw loopt mee"
(T. Berlage)
Op de avond van de opening van de kleine expositie sneeuwde het en buiten was het spekglad. Genodigden die het te glibberig vonden bleven liever thuis. Met een kleine groep mensen luisterden we naar de openingsspeech terwijl buiten de wereld steeds witter werd en het straatbeeld begon te lijken op de door de curator beschreven onbestemde en ongekende ruimtes uit mijn schilderijen. Een perfect decor waarin wij op deze winteravond met elkaar een levend schilderij vormden.
Comments